Bergense School
Kunstenaars voelden zich aangetrokken door het gevarieerde landschap van polders en duinen rond Bergen. Tussen 1915 en 1925 ontwikkelde zich in het kustplaatsje zelfs een herkenbare stijl: de Bergense School.
De Van Reenens hielden van kunst en cultuur. Tegenover hun huis lieten ze in een warme zomermaand een tribune timmeren waar vijftienhonderd mensen een openluchtspel konden bijwonen. De beroemde toneelspeler Willem Rooyaards voerde bijvoorbeeld het stuk Adam in Ballingschao van Joost van Vondel op. Marie van Reenen schreef een soort Bergens ‘volkslied’: Het liedje van de Bergenaar. Zij publiceerde in 1904 ook De heerlijkheid Bergen in woord en beeld, waarmee zij kunstenaars naar Bergen wist te trekken.
In verzadigde kleuren en sterke contrasten zetten deze kunstenaars hun landschappen, portretten en stillevens met groot gebaar in stevige penseelstreken op het schilderslinnen. Zo ontstond in Bergen de allereerste expressionistische kunstenaarsbeweging in Nederland.
Kunstenaars die tot de Bergense avant-gardisten behoorden, waren onder andere Charley Toorop (1891-1955) en haar vrouwenfiguren, en Leo Gestel (1881-1941) met zijn ‘Boomgaard in de Beemster’ en zijn ‘Koolakkers’. Ook de schilderijen van Dirk Filarski (1885-1964) en Arnout Colnot (1887-1983) tonen het Noord-Hollandse landschap. Matthieu Wiegman (1886-1971) verbrandde bij zijn intrede in de Bergense School veertig doeken om aan zijn ‘luministische’ periode een einde te maken. Het luminisme was vergelijkbaar met het pointillisme: schilderijen, opgebouwd uit stippen
Hoewel de Bergense School niet lang heeft bestaan, kleeft aan Bergen voorgoed het imago van kunstenaarsdorp. Ook de dichter Adriaan Roland Holst droeg bij aan die faam. Hij zou er met onderbrekingen tussen 1921 en 1966 wonen. Villa Kranenburgh van de Van Reenens werd in 1953 aangekocht door de gemeente. Sindsdien heeft het aan diverse culturele instellingen onderdak geboden, zoals de muziekschool en het Kunstenaars Centrum Bergen.